Amsterdam, 12 december 2015. In de bibliotheek van een appartement aan de Bloemgracht schilderde ik op de westwand een bos met reeën en grasparkieten. De opdrachtgevers, een architect en zijn vrouw, waren geinspireerd geraakt door de leeszaal in de Parijse bibliotheek van Henri Labrouste uit 1868 waar wandschilderingen van bossen in waren aangebracht. Dat was in de tijd dat net ontdekt was dat de klassieke Griekse architectuur en sculptuur oorspronkelijk helemaal kleurig beschilderd was geweest. De serene kleurloosheid van de antieke bouwkunst is een mythe!   Amsterdam, December 12, 2015. On the western wall of the library in an apartment on the Bloemgracht I painted a forest with deer and grass parakeets. The commisioners, an architect and his wife, were inspired by the wallpaintings of forests in the reading room of the Paris Library by Henri Labrouste from 1868. That was the time when archeologists had discovered that classical Greek architecture and sculpture was originaly covered with colorful painting. The serene colorlesness of the antique buildings is a myth!
       
home       
       
  “That very night in Max’s room a forest grew
and grew and grew until his ceiling hung with vines
and the walls became the world all around...”


Maurice Sendak
Where the wilde thing are 1968
Harper & Row publishers New York


Zoals veel mensen van mijn generatie ben ik opgegroeid met Max en de Maximonsters. De beeldsequentie waarin je de muren van Maxs’ slaapkamer ziet veranderen in een bos maakte diepe indruk op mij en doet dat eigenlijk nog steeds.

Hoe een oppervlak zich opent tot een ruimte is het grote geheim van de schilderkust. Ik geloof dat de ruimte in een schildering door kleuren moet ontstaan. Het gebruik van lineair perspectief heeft weliswaar op het oog en het verstand van de toeschouwer een magische werking, echte schilderkunstige ruimte is het niet. Deze tweedimensionale kleur-ruimte is sinds de renaissance geleidelijk uit de “hoge” schilderkunst verdwenen en alleen bewaard gebleven in volkskunst en decoratieve tradities.
Ik zie enkele uitzonderingen: bij El Greco neemt in zijn laatste werken het bewustzijn voor de tweedimensionale waardigheid van het beeld, die hij als jonge schilder vanuit de grieks-byzantijnse traditie kende, weer de overhand. En ook Grünewald realiseert in zijn Isenheimer altaarstuk een bijzondere samensmelting van de verworvenheden van de renaissance met de vlakke kleur-ruimte van daarvoor. Daarna is het wachten op Cezanne en van Gogh om kleur opnieuw het primaat over de lijn en de vorm te geven. Als ik recent neurofysiologisch onderzoek mag geloven gebruikt de huidige mens tot 70 procent van zijn hersencapaciteit om visuele informatie, dat wil zeggen kleurverschillen, te verwerken. Het is paradoxaal dat ondanks deze overmatige aandacht van ons brein voor één zintuigelijk aspect, ons begrip van kleur zo weinig ontwikkeld is. We zijn er net zo aan overgeleverd als aan geuren en gevoelens. Ze vormen nog steeds een ongekende ruimte achter de wanden van ons verstand.

De muurschildering in de werkkamer van Sjoerd en Merle is opgeboud uit vier lagen. De eerste bestaat uit vertikale banen met een kleurverloop van steenrood naar wit en weer terug. In de tweede laag lopen boogvormige horizontale banen in groen, blauw, roze en wit via gezaagde overgangen in elkaar over. In de derde laag zijn gestileerde bomen, planten, vogels en dieren aangebracht. Alles in deze laag bevind zich naast elkaar, er is geen tak die een eekhoorn verbergt en geen vogel die het zicht op een bloem beneemt. Tenslotte is het geheel overdekt met een transparante laag die grotendeels geel is maar op sommige plekken blauw.

Als de muren van Maxs’ kamer eenmaal in een bos zijn veranderd stapt hij daar resoluut naar binnen en komt tenslotte bij de kust waar een bootje voor hem klaar ligt dat hem naar het eiland van de Maximonsters brengt. Daar wordt hij tot koning uitgeroepen.